Generatio spontanea
De vijver in onze achtertuin ligt er nog maar net. Gevuld met water, maar we hebben nog geen vissen gekocht. Dat hoeft ook niet meer, want die vissen zitten er al in.
Vanmiddag zagen we kleine, grijze visjes baantjes trekken in onze vijver. Die vissen zijn niet over land naar de vijver gekropen. De kans dat een vogel ze heeft laten vallen is ook klein. Nee, hier moet toch sprake zijn van het spontaan ontstaan van leven uit levenloze materie!
Aristoteles bedacht de theorie Generatio Spontanea, omdat hij het spontaan ontstaan van leven om zich heen zag gebeuren. Als je vuilnis maar lang genoeg liet staan, ontstonden er vanzelf ratten uit, vliegen ontstonden als vanzelf uit kadavers, enzovoort. Maar sinds 1860 weten we dankzij proefjes van Louis Pasteur dat zelfs bacteriën niet vanzelf ontstaan. Leven ontstaat alleen uit ander leven.
Maar is dat wel zo? Toen de aarde nog woest en ledig was en geen enkele levensvorm op land of in zee vertoefde, gebeurde er op een dag een wonder en zie: leven! Het feit dat wij bestaan, bewijst dat er wel degelijk generatio spontanea kan optreden. Als het één keer is gebeurd, moet het vaker kunnen gebeuren, toch?
Dus misschien bewijst onze vijver wel degelijk dat er continu, op vele plekken op aarde, nieuwe levensvormen ontstaan uit levenloos materiaal. Bewijs het tegendeel maar eens, zou ik zeggen. Ha!
Er is, helaas, zo'n tegenbewijs. Al het leven op aarde slaat zijn erfelijke informatie op in DNA. Dat DNA maakt gebruik van een alfabet van vier letters: A, C, G en T (de letters staan voor de stofjes adenine, cytosine, guanine en thymine). De keuze voor deze letters is willekeurig. Als we in een laboratorium een letter vervangen door een andere, werkt het DNA nog net zo goed. Als leven opnieuw zou ontstaan, zou de kans dat dezelfde vier letters gekozen werden klein zijn.
Maar hoeveel levensvormen biologen inmiddels ook al hebben geanalyseerd, toch kwamen ze nooit een ander alfabet tegen dan A, C, G en T. Dat toont aan dat het spontaan ontstaan van leven toch maar één keer moet hebben plaatsgevonden op deze planeet. De visjes in onze vijver zijn er dus toch niet vanzelf in gekomen. Misschien zaten er wel eitjes in de waterplanten die de buurman ons gegeven heeft.
Wat zegt dit over de kansen op ontstaan van leven op andere planeten? Als het leven hier maar één keer spontaan kan ontstaan, is de kans dat zoiets elders gebeurt misschien wel heel klein. Of zijn de omstandigheden nu minder goed dan ze ooit waren op een woeste en ledige planeet? Of worden nieuwe levensvormen misschien genadeloos weggeconcurreerd door gevestigde levensvormen?
Waarom genereert één antwoord altijd spontaan nieuwe vragen?
Vanmiddag zagen we kleine, grijze visjes baantjes trekken in onze vijver. Die vissen zijn niet over land naar de vijver gekropen. De kans dat een vogel ze heeft laten vallen is ook klein. Nee, hier moet toch sprake zijn van het spontaan ontstaan van leven uit levenloze materie!
Aristoteles bedacht de theorie Generatio Spontanea, omdat hij het spontaan ontstaan van leven om zich heen zag gebeuren. Als je vuilnis maar lang genoeg liet staan, ontstonden er vanzelf ratten uit, vliegen ontstonden als vanzelf uit kadavers, enzovoort. Maar sinds 1860 weten we dankzij proefjes van Louis Pasteur dat zelfs bacteriën niet vanzelf ontstaan. Leven ontstaat alleen uit ander leven.
Maar is dat wel zo? Toen de aarde nog woest en ledig was en geen enkele levensvorm op land of in zee vertoefde, gebeurde er op een dag een wonder en zie: leven! Het feit dat wij bestaan, bewijst dat er wel degelijk generatio spontanea kan optreden. Als het één keer is gebeurd, moet het vaker kunnen gebeuren, toch?
Dus misschien bewijst onze vijver wel degelijk dat er continu, op vele plekken op aarde, nieuwe levensvormen ontstaan uit levenloos materiaal. Bewijs het tegendeel maar eens, zou ik zeggen. Ha!
Er is, helaas, zo'n tegenbewijs. Al het leven op aarde slaat zijn erfelijke informatie op in DNA. Dat DNA maakt gebruik van een alfabet van vier letters: A, C, G en T (de letters staan voor de stofjes adenine, cytosine, guanine en thymine). De keuze voor deze letters is willekeurig. Als we in een laboratorium een letter vervangen door een andere, werkt het DNA nog net zo goed. Als leven opnieuw zou ontstaan, zou de kans dat dezelfde vier letters gekozen werden klein zijn.
Maar hoeveel levensvormen biologen inmiddels ook al hebben geanalyseerd, toch kwamen ze nooit een ander alfabet tegen dan A, C, G en T. Dat toont aan dat het spontaan ontstaan van leven toch maar één keer moet hebben plaatsgevonden op deze planeet. De visjes in onze vijver zijn er dus toch niet vanzelf in gekomen. Misschien zaten er wel eitjes in de waterplanten die de buurman ons gegeven heeft.
Wat zegt dit over de kansen op ontstaan van leven op andere planeten? Als het leven hier maar één keer spontaan kan ontstaan, is de kans dat zoiets elders gebeurt misschien wel heel klein. Of zijn de omstandigheden nu minder goed dan ze ooit waren op een woeste en ledige planeet? Of worden nieuwe levensvormen misschien genadeloos weggeconcurreerd door gevestigde levensvormen?
Waarom genereert één antwoord altijd spontaan nieuwe vragen?
Labels: biologie
0 Reacties:
Een reactie posten
<< Home