dinsdag, augustus 08, 2006

Mijndert & Mijntje (2)

De avonturen van Mijndert & Mijntje
Deel 2

Een dagje naar het park

De volgende dag riep Mijntje: "Zoon, opstaan! Naar school!" "Ja ma", zei de zoon. Hij stond op en ging naar school. Even later werd er gebeld. "Doe jij even open, Mijndert", zei Mijntje, "'t zou zonde zijn als ik nou een steek liet vallen." Mijndert opende de deur. Daar stond de zoon. "We hebben ijsvrij, pa", sprak hij.
Daarom namen Mijndert en Mijntje de zoon mee naar het park. Omdat het zo hard vroor, zou het geen kwaad kunnen de eendjes in de vijver eens wat extra te verwennen met een stukje brood. Mijntje haalde het stukje brood uit haar zak en gaf het aan de zoon. "Gooi maar weg, zoon", zei Mijntje goedkeurend. De zoon gooide het stukje brood in een afvalemmer. "Nee, zoon, niet in de afvalemmer", zei Mijntje afkeurend, "naar de eendjes". De zoon haalde het stukje brood uit de afvalemmer en gooide het naar de eendjes. "Nee, zoon, niet uit de afvalemmer naar de eendjes gooien, dat is bah!", zei Mijntje afkeurend. De zoon liep naar het stukje brood dat tussen de eendjes op het ijs lag. Hij was nog maar net halverwege toen het ijs begon te kraken. "Nee ijs, niet kraken", zei de zoon afkeurend, maar het was al te laat. Terwijl de eenden omhoog vlogen, zakte de zoon in het koude water en verdween in de diepte. "Brr, ik krijg 't al koud als ik ernaar kijk!", zei Mijndert tegen Mijntje. "Ach, hij heeft zijn sokjes toch aan, wat kan hem nou gebeuren?", antwoordde Mijntje, "laten we naar huis gaan en alvast een lekkere pan soep voor hem op het vuur zetten."
Na enige uren roeren, vroeg Mijntje zich af waar de zoon bleef. De soep begon al in te dampen en korsten zetten zich af tegen de rand van de pan. "Als hij nou niet thuis komt, dan zwaait er wat!", dacht ze. Uit de huiskamer hoorde ze Mijndert roepen: "Mijntje, er zwaait daar wat!" "Nou, zeg dat wel!", riep ze terug. Er werd gebeld. Mijndert wandelde naar de deur. Daar stond de verloren gewaande zoon. Hij had vuile sokken aan. "Ik ben in het water gevallen, pa", zei hij. "Ach arme zoon", zei Mijndert, "kom maar gauw binnen. Mijntje is lekkere soep aan het maken." De zoon liep naar de keuken. Mijntje stak hem een gulden toe. "Hier, jongen, alsjeblieft. De vermicelli is op." De zoon ging naar buiten om vermicelli te kopen. Hij kwam weer terug. "Ze hadden geen vermicelli meer", zei hij. Zuchtend gooide Mijntje de soep door de gootsteen.